Jezus vertelt een verhaal waarmee Hij zijn toehoorders iets duidelijk wil maken. Hij vertelt over wijnbouwers (pachters), die de eigenaar van de wijngaard verkeerd behandelen. De Joodse leiders snappen dat Hij het over hen heeft…
Lees Marcus 12: 1-12
Jezus vertelt een verhaal over iemand die een wijngaard had gebouwd en daar veel werk aan heeft verricht. Hij gaat op reis en geeft de wijngaard in gebruik (pacht) aan andere wijnbouwers. Terwijl de eigenaar op reis is, zorgen de andere wijnbouwers voor zijn wijngaard. Toentertijd werden landgoederen vaker verpacht. Meestal kwamen de eigenaar en de pachters overeen dat de eigenaar een deel van de opbrengst van het land zou krijgen. Ook in dit verhaal van Jezus lijkt dit het geval.
Opbrengst
Jezus vertelt hoe de eigenaar een aantal keren een slaaf naar de wijngaard stuurt om het deel van de opbrengst dat hem toekomt, op te halen. Maar ze geven de slaaf niets. Telkens als de eigenaar een slaaf zendt, wordt die door de wijnbouwers mishandeld en met lege handen teruggestuurd óf zelfs vermoord. Uiteindelijk stuurt de eigenaar zijn enige zoon naar de wijngaard toe, en zelfs híj wordt niet door de wijnbouwers gespaard.
Doel
Wat wil Jezus met dit verhaal zeggen? Het ligt voor de hand om ervan uit te gaan dat Jezus met de wijngaard ‘Israel’ bedoelt. Wel vaker wordt in de Bijbel Israel uitgebeeld als een wijngaard, waar God veel werk aan heeft besteed. God is dan de eigenaar van de wijngaard. Hij heeft Israel gemaakt, met een bepaald doel.
Profeten
Het beheer van de wijngaard Israel heeft God toevertrouwd aan de leiders van het volk. Maar deze willen blijkbaar niets met God te maken hebben en gaan hun eigen gang. Ondertussen stuurt God profeten die oproepen om terug te keren naar God. Maar die worden totaal niet door de leiders gewaardeerd, slecht behandeld en soms zelfs vermoord. Waarschijnlijk zijn de slaven in het verhaal van Jezus de profeten. Zij werden elke keer weer door God naar het volk Israel gestuurd om hen de weg te wijzen naar God toe en hen te waarschuwen als ze de verkeerde weg gaan.
De Zoon
Uiteindelijk stuurt de eigenaar van de wijngaard zijn enige zoon naar de wijngaard toe. Hij verwacht dat ze hem niets aan zullen doen. Ze zouden toch wel héél hard zijn als ze ook zijn zoon vermoorden? Toch vermoorden ze ook hem en gooien ze hem buiten de wijngaard. Met de zoon van de eigenaar wordt Jezus bedoeld, de Zoon van God. Toen hij op aarde kwam, werd Hij door de joden verworpen. Hij werd door hen terechtgesteld. Hij stierf als een misdadiger een gruwelijke marteldood, de dood aan het kruis. Op het moment dat Jezus het verhaal van de wijngaard vertelt, is Hij nog niet gevangen genomen en zal Hij nog aan het kruis gespijkerd worden. Hij weet al dat dit over niet al te lange tijd gaat gebeuren.
Macht
Uit alles blijkt dat de boeren zelf over de wijngaard willen beslissen en zelf de volledige opbrengst willen hebben. Het deel van de opbrengst dat de eigenaar van de wijngaard toekomt, willen zelf houden. Als de zoon van de eigenaar naar de wijngaard komt, zeggen ze immers: (vers 7)
“Dit is de erfgenaam. Kom, laten we hem doden. Dan is de erfenis voor ons.”
Stukken grond waar geen erfgenaam meer aanspraak op kon maken, kwamen toentertijd wel vaker toe aan pachters.
De joodse hogepriesters, schriftgeleerden en oudsten, met wie Jezus op dat moment in gesprek is (zie hoofdstuk 11, aan het eind), begrijpen waarschijnlijk heel goed wat Jezus wil vertellen. In het bijbelgedeelte dat hieraan vooraf gaat, is te lezen hoe ze vragen naar Jezus’ bevoegdheid. Altijd weer zoeken ze manieren om Hem ergens van te kunnen beschuldigen. Ze willen van Zijn gezag af. Zij zijn uit op ‘macht’ en zoeken niet het beste voor het volk. Ze accepteren niet het gezag van God en Zijn Zoon Jezus. Waarschijnlijk snappen ze heel goed dat Jezus hen, als leiders van het volk, vergelijkt met de wijnbouwers. Als Jezus het verhaal van de wijnbouwers heeft verteld, zoeken ze Hem te grijpen. Hieruit kun je afleiden dat ze woedend zijn.
Voor deze week:
- De joodse leiders vinden het moeilijk om het gezag van God en Jezus te accepteren. Vind jij het moeilijk om je leven aan God te geven? Waarom wel/niet?