Jezus roept de “rijke jongeman” op om alles wat hij heeft te verkopen, het geld aan de armen te geven en Hem te volgen. Maar dat was te veel gevraagd voor deze jongeman. Hij had veel rijkdommen waar hij aan gehecht was. Wat zou jij doen als Jezus jou vroeg om alles op te geven voor Hem?
Lees Marcus 10:17-31
De rijke jongeling in deze geschiedenis was op het eerste gezicht niet iemand die goddeloos leefde, integendeel. Hij hield netjes alle geboden. Hij knielde voor Jezus neer en liet daarmee zien dat Jezus meer was dan gewoon een joodse rabbi (leraar). Maar Jezus legde bij hem de vinger op de zere plek: de jongeman vond zijn spullen belangrijker dan Jezus.
St. Antonius
In de loop van de geschiedenis voelden sommige christenen zich persoonlijk aangesproken door Jezus’ opdracht aan de rijke jongeman. In tegenstelling tot de rijke jongeling gaven zij wél alles weg wat ze hadden. Een van hen is de heilige Antonius van Egypte (251-356). Athanasius (295-373), de bekende patriarch uit Alexandrië, schrijft erover in Vita Antonii:
“Nog geen zes maanden na de dood van zijn ouders, gebeurde het volgende. Op zijn gebruikelijke weg naar het huis van de Heer ging hij bij zichzelf te rade en dacht over allerlei dingen na: hoe de apostelen alles achterlieten en de Verlosser volgden; hoe andere mensen in het boek Handelingen hun bezit verkochten, met de opbrengst naar de apostelen gingen en die aan hun voeten legden (Hand. 4:34,35) ter verdeling onder de behoeftigen en hoe groot het loon was dat hun in de hemelen te wachten stond. Met dit soort gedachten ging hij de kerk binnen, waar toevallig net uit het evangelie gelezen werd. Hij hoorde de woorden van de Heer tot de rijke: ‘Als je volmaakt goed wilt zijn, vooruit, verkoop dan al je bezit, geef het aan de armen en kom Mij dan volgen. Je zult een schat in de hemelen hebben (Matth. 19:21). Antonius dacht dat die herinnering aan de heiligen hem door God was ingegeven en dat de lezing speciaal voor hem was bedoeld, en dadelijk ging hij het huis van de Heer uit. Het terrein dat hij van zijn ouders had geërfd (ruim tachtig hectare vruchtbaar, heel goed land) gaf hij cadeau aan de mensen in het dorp, zodat ze hem en zijn zusje nergens meer voor zouden lastig vallen. De roerende goederen die ze bezaten verkocht hij allemaal, en de opbrengst, een behoorlijke som geld, verdeelde hij onder de armen. Slechts een klein bedrag behield hij omwille van (het levensonderhoud van) zijn zusje. Een andere keer ging hij de kerk binnen en hoorde in het evangelie de woorden van de Heer: ‘Maak je niet bezorgd over de dag van morgen’ (Matth. 6:34). Toen hield hij het niet langer uit maar ging naar buiten en gaf ook dat laatste bedrag weg aan de minder bedeelden. Zijn zusje gaf hij in handen van een paar vertrouwde en gelovige maagden om haar voor te bereiden op een maagdelijk bestaan. Zelf bleef hij buiten zijn huis en richtte zich voortaan op de ascese: hij paste goed op zichzelf en was streng voor zichzelf.”
Antonius bracht Jezus’ opdracht aan de rijke jongeling dus letterlijk in de praktijk. Door zijn daden liet hij zien dat hij Jezus meer liefhad dan zijn aardse goederen. Dat alleen is misschien al een getuigenis.
Ingaan in Gods Koninkrijk
Wat zou jij doen als Jezus jou vroeg om alles op te geven voor Hem? Het kan best zo zijn dat Jezus alleen maar aan de jongeman vroeg om zijn rijkdommen te verkopen om hem te laten zien dat hij zijn bezit belangrijker vond dan Jezus. Zijn vraag was dan alleen maar een ‘test’. Misschien vraagt Jezus niet per se van jou dat je letterlijk al je spullen verkoopt en aan de armen geeft. Maar of je nu wel of niet letterlijk afstand moet nemen van je dure auto, je meubels of andere spullen, tóch moet je vroeg of laat een keuze maken wat je belangrijker vindt: Jezus óf aardse rijkdommen. Je kunt je namelijk niet volledig aan Jezus toewijden als je andere dingen belangrijker vindt dan Hem.
Als je rijk bent en een goed leven hebt, ben je daar waarschijnlijk aan gehecht. Dan is het extra moeilijk om Jezus nóg belangrijker te vinden dan dat. Jezus zegt dan ook (vs 25):
Een kameel komt gemakkelijker door het oog van een naald, dan een rijke in het koninkrijk van God.”
Mogelijk bedoelt Jezus hier met ‘naald’ niet een naald waarmee je kunt naaien, maar een poort. Een kameel had hoge poten en kon meestal niet door de meeste stadspoorten. Als mensen de stad in gingen, lieten ze hun kameel dan ook vaak buiten de stadspoort staan.
Eigenlijk maken rijken dus totaal geen kans om Gods koninkrijk binnen te komen. In het net gelezen bijbelgedeelte zie je dat Jezus’ leerlingen er een beetje gedeprimeerd door raken: “Wie kan er dan gered worden?” Ze vragen zich af voor wie het dan wel mogelijk is om binnen te gaan in Gods Koninkrijk. Als het er zo voor staat, kan niemand dit toch?
Alles is mogelijk bij God
Jezus’ antwoord is echter heel hoopvol. Hij zegt: “Bij de mensen kan dat niet, maar bij God wel, want bij God kan alles.” (vs 27) Wat Jezus hier zegt, is heel belangrijk. Het is de kern van het christelijke geloof: wat wij niet kunnen, daar zorgt God voor. Hij vervult je hart met Zijn liefde, zodat je niets liever wilt dan je volledig aan Hem toewijden. Vind je het moeilijk om Jezus op de eerste plek te zetten? Bid dan of God hiervoor wil zorgen.
Voor deze week
- In Mattheus 6 staat: “Verzamel geen schatten voor u op de aarde … maar verzamel schatten voor u in de hemel …. Want waar uw schat is, daar zal ook uw hart zijn …. Niemand kan twee heren dienen, want of hij zal de één haten en de ander liefhebben, of hij zal zich aan de één hechten en de ander minachten … U kunt niet God dienen en de mammon (= geld, aardse rijkdom).” Wat zou Jezus hiermee bedoelen?
- Wat is voor jou het allerbelangrijkste in je leven?