God heeft ons met een doel geschapen: Hij wilt dat wij leven voor Hem en dat we Zijn wil doen. Dat kan alleen als we voortdurend afgestemd zijn op Hem.
Echter worden we allemaal volledig vervreemd van God geboren. God komt niet of nauwelijks in onze gedachten voor. Wij zijn bijvoorbeeld gewend om onszelf en ons eigen geluk in het middelpunt te plaatsen. Dat hebben we geleerd van onze voorouders. We willen vooral zelf een heel fijn leven hebben en zelf gelukkig zijn.
Denk bijvoorbeeld eens na waar je zelf voortdurend mee bezig bent. Waarschijnlijk heb jij gedachten als: Hoe kan ik ervoor zorgen dat ik zo’n hoog mogelijke positie kan krijgen in de maatschappij? Hoe kan ik zoveel mogelijk genieten? Wat wil ik nog meer bereiken in dit leven? Zie je, God speelt in principe geen rol in ons leven. Aangezien wij juist voor Hem gemaakt zijn, missen we ons levensdoel dus compleet als we Hem niet bij ons leven betrekken. Er is dus iets goed mis. Hoe heeft dit ooit zover kunnen komen?
Adam en Eva, de allereerste mensen, leefden in volledige harmonie met God in het paradijs. Zij deden precies wat God wilde. Dat veranderde toen de slang (satan) Eva verleidde om van de verboden vrucht van een boom te eten. Het doen van deze zonde maakte de intieme relatie van de mensen met God kapot. De mensen gehoorzaamden de satan. De satan is Gods tegenstander. Hij wilt juist zoveel mogelijk Gods werk kapot maken.
Aangezien God zo heilig is en alleen maar goed is, kan Hij er niet mee omgaan dat wij verkeerde dingen doen. Hij is rechtvaardig en moet ons dus wel straffen.
In ontferming voor Zijn schepping zond Hij Jezus Christus, Zijn Zoon, naar de aarde om in onze plaats de straf te dragen die wij verdiend hebben. Door het geloof in Jezus Christus, wordt Zijn verdienste door genade ons toegerekend. God ziet ons dan aan alsof we geen zonde hebben gedaan.
God wilt alle verkeerde dingen die je hebt gedaan vergeven. Hij wilt dat doen, enkel en alleen uit genade. Je hoeft er niets voor te doen. Jezus wordt dan aangezien als gestraft voor de zonden. Deze wonderlijke ruil vindt plaats wanneer de zondaar zijn of haar vertrouwen in de Zaligmaker stelt. Geloven kun je niet zelf, maar God wilt dat in jou werken.