Getuigenis van Ley Bodden
Na de afronding van de priesteropleiding (1996) was de Limburgse Ley Bodden drie jaar lang kapelaan in Landgraaf. In die tijd hield de vraag “Wie is God voor mij?” hem heel erg bezig. Hij kreeg steeds meer moeite met zijn werk in de parochie. Totdat het niet meer verder ging en hij wel móest stoppen. Jaren later vond hij God.
Op de vraag of we hem mogen interviewen, antwoordt Ley Bodden, tegenwoordig IRS- comité Rotterdam-Zevenkamp: “Wanneer ik de Heere daarmee groot kan maken, dan wil ik graag meewerken.” Thuis, in Nieuw-Lekkerland vertelt Bodden over zijn verleden als priester, zijn lange zoektocht en de waarde die Jezus voor hem heeft gekregen.
U komt uit een rooms-katholiek gezin?
“Ja, ik ben van jongs af aan naar de rooms-katholieke kerk geweest.”
Was uw familie streng rooms-katholiek?
“Best wel. Laten we zeggen: behoudend. Ik ben ook misdienaar geweest. We gingen elke zondag naar de mis.”
Wat werd er thuis aan het geloof gedaan?
“We waren rooms-katholiek en dat was het. De gedachte was: als je rooms-katholiek bent, is het goed. De kerk is er om het heil uit te delen. Het gaat erom dat je bij de kerk hoort. In de rooms-katholieke kerk zijn de sacramenten heel belangrijk. Als je die ontvangt, komt het goed met je. Je hoeft er verder geen geloof in te leggen.”
Wat deed u besluiten om priester te worden?
“Ik was 19 jaar toen ik besloot om priester te worden. Kort daarvoor waren mijn beide oma’s overleden en een tante waar ik veel contact mee heb gehad. Deze sterfgevallen zetten mij aan het denken over de zin van het leven. Dat past ook wel bij mij. Ik ben een binnenvetter en zoek graag zelf antwoorden op de vragen die ik heb. Ik heb toen ook een Bijbel gekocht, waarin ik ben gaan lezen. Eerder had ik deze nog niet. Ik ben ook andere boeken gaan lezen. Ik las sowieso altijd al veel. Met onze pastoor voerde ik al regelmatig gesprekken. Vervolgens ben ik ook met andere priesters in contact gekomen. Ik dacht: als er méér is in dit leven, moet ik daar achter zien te komen. Het sprak mij aan om priester te worden. En dus meldde ik me aan bij het Grootseminarie Rolduc in Kerkrade (bisdom Roermond). Ik houd van studeren en ik heb de studie dan ook met veel plezier gedaan.”
Hoe kijkt u hier nu op terug?
“Van de studie heb ik nog steeds geen spijt, maar ik had de laatste stap niet moeten zetten. Ik had geen priester moeten worden. Maar op een gegeven moment zit je in een proces. De studie duurt zes jaar. Je schept bepaalde verwachtingen bij mensen. Om dán met alles te stoppen, dat doe je niet zomaar. En zo hobbel je maar door. Op een gegeven moment word je tot priester gewijd en kom je in een parochie terecht, waar je met andere dingen wordt geconfronteerd.”
Wanneer begon u te twijfelen?
“Toen ik in een parochie ging werken, kwam de vraag in mij op: Wie is God voor mij? Ik kreeg moeite met de mis en vroeg mij af wat ik hier deed. Als ik nu op de mis terugkijk, denk ik een beetje oneerbiedig: het lijkt wel toneelspel. Wat in het Nieuwe Testament over Jezus staat, komt heel anders over. Daar lees je niet over een altaar en over de kleding van priesters. Jezus stuurde zijn leerlingen eropuit zonder dat ze iets mee hoefden te nemen.”
Hoe kwam de omslag?
“Op een gegeven moment ging het niet meer. Ik sliep slecht. Ik liep tegen een muur op, waar ik niet doorheen kon komen. Stoppen was nog de enige optie. Dat was moeilijk, want je stelt een mensen teleur. Je verliest een heleboel mensen en je valt in een gat. Sommigen zeiden tegen me: Je moet je even goed bezinnen, het komt wel weer goed.”
“Jaren later zag ik pas in dit alles de hand van God. “Wie is God voor mij?” was toen geen concrete vraag voor mij. Pas later zag ik dat dit uiteindelijk wel de vraag was waar ik toen mee zat. In die tijd liet ik voor een groot deel mijn geloof los. Ik ging voor mijn gevoel alleen door het leven. Het was zoals bij het bekende gedicht ‘Voetsporen in het zand’: Ik droomde eens en zie/ ik liep aan ’t strand bij lage tij. / Ik was daar niet alleen, / want ook de Heer liep aan mijn zij. (…) Maar als ik het spoor goed bekeek, /zag ik langs heel de baan, / daar waar het juist het moeilijkst was, / maar één paar stappen staan. / Ik zei toen “Heer waarom dan toch? / Juist toen ik U nodig had, / juist toen ik zelf geen uitkomst zag, / op het zwaarste deel van mijn pad…” / De Heer keek toen vol liefde mij aan, / en antwoordde op mijn vragen; / “Mijn lieve kind, toen het moeilijk was, / toen heb ik jou gedragen…”
Later zag ik dat God ook in die tijd bij mij was. Uiteindelijk heb ik mijn huidige vrouw leren kennen en ben ik in Nieuw-Lekkerland terechtgekomen. Mijn vrouw komt uit de Gereformeerde Gemeenten in Nederland. Allebei zaten we in een zoektocht met betrekking tot het geloof. We vonden wel dat het geloof bij ons leven hoorde. Op een gegeven moment kwamen wij terecht in de hervormde kerk. Dat voelde als thuiskomen, zoals dat in Psalm 84 staat.”
Toen heeft u God leren kennen?
“Ja, eigenlijk tóen pas. Dat is nu negen jaar geleden. Ik heb een heel leven geleid. Nadat ik priester was, ben ik ook nog getrouwd geweest en ben ik gescheiden. Daarna ben ik met mijn huidige vrouw getrouwd. Mijn verleden was voor mij een hele worsteling. Wat ik heb gedaan is zeker niet goed te praten. Toch voel ik me door God geleid. Ik voel me nu zó rijk dat God ons de kans heeft gegeven om Hem te leren kennen. De woorden ‘We hoeven niks, het is alleen maar genade’ vallen op z’n plek. We ontvangen alleen maar van Hem. Dat is zó rijk. Ik mag uit dankbaarheid dingen voor God doen. In de Bijbel staat dat het geloof zonder de werken dood is. Maar ik doe goede werken omdat ik geloof, en niet om de hemel mee te verdienen. Als je ziet hoe groot Gods liefde is, dat Hij Zijn Zoon gegeven heeft, dan is dat heel bijzonder. Vanuit mijzelf was ik nooit bij God terechtgekomen.”
Bron: IRS-magazine 2015 nr. 3.